Back to Home

Onoverwinnelijke Invictus

Invictus

 

Mijn naam is Invictus en mijn verhaal begint lang geleden. In de krochten van de havens waar achter pallets en containers een illegale Pitt is gebouwd.

Tijdens warme zomernachten verzamelt het schuim van de aarde zich rond de Pitt. Sigarettenrook , schreeuwende mensen en de zware lucht van dure (maar goedkoop ruikende) aftershave vermengt zich met menselijk zweet en dierlijke angst.

Ik herinner mij een leven vóór de Pitt, en hier vanaf mijn bank in een huis bij mijn baas, geniet ik van een leven ná de Pitt. Ik zal beginnen met mijn verhaal waar mijn herinneringen beginnen. En dat gaat terug tot het moment dat ik 10 weken oud was, en mijn vrouwtje mij nietsvermoedend bij de supermarkt vast bond. Ze ging even een kleine boodschap doen.

Er stopt een busje voor de supermarkt, een deur gaat open en er stapt een man uit. Hij twijfelt niet en loopt rechtstreeks op mij af. In zijn hand een koekje en ik krijg een aai over mijn bol. Het koekje smaakt goed en vliegensvlug word ik losgemaakt van de paal waar ik aan vastgebonden ben. Ik twijfel want vrouwtje staat nog in de winkel. Ik kijk nog even om en wordt dan het busje in getild.

 

De ruimte is donker en warm en mijn ogen moeten wennen aan de duisternis. Ik hoor honden en een vreemd ander geluid. (later blijkt dit het gekrijs van de vechthanen te zijn) Ik word in een kooi gestopt, op de bodem ligt stro en een deken. Het is warm, ik ruik angst. Ik weet niet wat er gebeuren gaat. Met mijn tong lik ik het ijzer van de bench, er kleeft bloed aan de tralies. Ik vraag mij af waar vrouwtje is, tuur in het donker en leg uiteindelijk – uitgeput- mijn kop op mijn voorpoten en val in een onrustige slaap.

 

Vijf jaar later

Ik ben een grote jongen. En onoverwinnelijk. Volgens Bertus ben ik Invictus, de Koning van de Ring en de schrik van elk illegaal wedkantoor. Spieren lopen als kabels door mijn poten, mijn kop is groter dan die van alle andere reuen in het pakhuis. Over mijn gezicht loopt een litteken, van mijn oog tot mijn kaak ben ik in een gevecht opengereten. Bertus heeft het gehecht, met naald en draad en een fles alcohol. De pijn was afschuwelijk, maar niks stilt pijn beter dan een flinke dosis adrenaline. En dat krijg ik van vechten. Mijn eerste gevecht was eng, ik was bang. Stond te trillen op mijn poten. Wat wil je; ik was nog maar een jonge pup. Mijn tegenstander was banger, en oud. En maakte geen enkele kans. Vooral omdat Bertus mij in de maanden en jaren dat ik groeide, injecteerde met anabolen. Ik mocht oefenen op allerlei soorten dieren; katten, kleine honden, ratten, noem maar op. Als ik het maar doodde. En als ik dat niet deed, dan zette Bertus zijn grote laars op mijn hoofd tot ik mijn schedel voelde kraken en ik het uitgilde van pijn en angst. De knop ging om toen Bertus mij zo hard in mijn ballen kneep, dat ik mijn plas liet lopen en hij -samen met zijn maten- begon te lachen. Ze lachten mij uit. En vanaf dat moment besloot ik te vechten voor mijn leven.

Ik vecht als een leeuw, ik heb veel honden gedood. Medelijden kan ik niet voelen. Het is zij of ik. En in de basis geldt dat het recht van de sterkste zegeviert. En dat ben ik.

Als beloning krijg ik eens in de zoveel tijd een teefje om te dekken. Of een goed stuk vlees. Maar het is voornamelijk pijn, slaag, of mijn wonden worden niet verzorgd. Op een dag wordt ik wakker met vreselijk pijn in mijn poot. Mijn sterke poot. Ik buig mijn neus en lik. Mijn poot hangt er vreemd bij, een stuk bot steekt uit. Dan begin ik de pijn pas echt te voelen omdat de pillen die Bertus mij heeft gegeven zijn uitgewerkt. Ik begin te gillen.

Zware laarzen naderen mijn kooi -ik heb geen bench meer, kampioenen krijgen een kalverkist- en ik voel hoe er aan mijn poot wordt getrokken. Ik hoor geschreeuw en dan is er een klap op mijn hoofd.      

Ik zie kleuren, sterretjes en hoor de stem van Bertus in de verte. Er wordt aan mijn lichaam gesjort, het doet vreselijk veel pijn. Er ritst een tas open, bakstenen worden op mijn pijnlijke lijf gestapeld. Ik jank, piep met mijn laatste beetje kracht en dan gaat de rits dicht. Ik zak weg in een diepe slaap.

Het is ijskoud en doodstil, mijn lichaam wiegt heen en weer. Langzaam begin ik geluiden te horen. Ik ben doorweekt, mijn hele lichaam klopt en mijn bek is droog. Ik zie niks omdat mijn ogen niet meer open kunnen. In mijn nek prikt iets en mijn poot is gevoelloos. Met mijn goede poot krab ik aan de binnenkant van de tas. Geluid maken durf ik niet meer. Na uren van krabben doet mijn goede poot meer pijn dan mijn slechte poot die ik al een tijdje niet meer voel. Ik zak weer weg.

Ik kruip uit de tas en ben in een kelder. In de kelder is een man. Hij geeft mij hamburgers en restjes van zijn eten. Samen zitten wij opgesloten.

Er is warmte. Een deken. Een lamp. Ik word wakker in een box, geen kooi, geen kalverkist. Ik begrijp niet waar ik ben. Zacht krabbel ik aan de deur van de kooi en maak een piepend geluid. Er komt een vrouw aan. Ze roept opgewonden dat ik wakker ben. Ik ben niet bang, maar voel me raar. De vrouw komt dichterbij en laat haar hand voor mijn box zweven. Ik ruik haar hand en steek mijn tong uit om de hand te likken.

Ik werd 2 jaar geleden in een kelder gevonden. Ik was zwaargewond en meer dood dan levend. Mijn sterke poot heeft het niet gered, mijn sterke poot was al gestorven toen mijn laatste tegenstander hem volledig doorbeet. Bot, pezen en zenuwen werden verbrijzeld en maakte mij als Kampioen onbruikbaar voor Bertus. Dierenartskosten vond hij verspilling, dus propte hij mijn gewonde lichaam in een tas en gooide mij weg als oud vuil. Er was vast een nieuwe kampioen opgestaan.

Het leven heeft mij getekend, maar ik ben blij dat ik liefde ken. Het leven als kampioen heeft meer dan 70 littekens op mijn lichaam achtergelaten, het kostte mij een poot en een stuk van mijn oor. Er loopt ook nog een litteken van mijn oog tot mijn kaak. Maar Eric ziet geen oude, lelijke hond. Hij zag een onoverwinnelijk Kampioen die wilde leven en liefhebben, en besloot op het moment dat wij elkaar vonden in de kelder dat hij de rest van mijn leven zou laten zien dat er ook liefde te geven is.

Ik lig hier op de bank, met naast mij mijn vriend Poes. Poes is een man, maar ik vind hem een Poes. Omdat ik geen anabolen meer krijg, en nooit meer beloond word om te doden zie ik Poes niet als tegenstander, maar als Vriend. Mijn levensverhaal begon met een ontvoering bij de supermarkt, en eindigde via hondengevechten op de bank van Eric. Omdat mijn chip uit mijn nek was gesneden, heb ik Vrouwtje nooit meer teruggezien. Maar ik leef niet in verdriet, of haat. Of woede. Ik leef. En ik ben dankbaar.

Mijn naam is Invictus. Ik ben onoverwinnelijk.

 

Kruipt mijn manier van schrijven onder jouw huid? Koop dan het boek De Hondenvechter

€ 12,95 – Koop het boek

€ 2,00 – Koop het E-book De verhalenbundel Door pootjes gedrukt

 

Of volg mij op Facebook: https://www.facebook.com/eve.wijngaard/

Leave a Reply