Back to Home

Het hart, de gevangenis..

Mijn poten staan op de vensterbank, en mijn warme adem maakt een vlek op de ramen van het huis. De keurig, vlekkeloos gelapte ramen van het keurige, vlekkeloze huis in de smetteloze wijk, met statige huizen en strakke tuintjes. Allemaal dezelfde heg, dezelfde lavendel, dezelfde zwarte, granieten bloempotten en de bladerloze (want; bladblazer) opritten. Overdag doodstil, ‘s avonds vullen alleen de auto’s de wijk. Niet de mensen. Of de honden. Of de kinderen.

Hoog, hoog in de lucht vliegt een vogel. Een meeuw. Denk ik. Hij krijst, kijkt naar beneden en duikt in de tuin. De tuin zonder gras, maar met tegels. Iets uit China en met geschuurd marmer. Ik mag er in ieder geval niet op spelen, of rennen, of met een waterslang klooien. Laat staan piesen. Of -haha- een drol erop leggen. Aan een zorgvuldig neergehangen vetbol, hangt een dikke mus. De mus lijkt mij nogal blij. Vind je het gek? Hij kan gaan en staan waar hij wil. Of zij. Een meisjesmus is bruin toch? Kijk! Daar duikt de meeuw naar beneden. Ik wil bijna blaffen van pret. Maar toch maar niet. Nee, doe maar niet. Blaffen is slecht. Blaffen is voor honden. Ik ben een hond. Er klopt iets niet.

Ik haal mijn voorpoten van de vensterbank, niks te zien, kijk door het raam. Geen vlekken. Gelukkig. Dat is mooi, dat is goed. Niet te zien dat er een hond is. Hier in dit huis, in deze wijk, in deze straat. In dit gezin, als aanvulling op het perfecte plaatje. Ik slof naar mijn mand, steigerhout. Sluit aan op het interieur, het kussen wordt wekelijks gewassen. Ik weet niet eens of ik stink. Of naar hond ruik. Honden stinken zeggen ze. Ik ben toch een hond? Ik wil stinken. Haha, dat zou nog eens een grap zijn. Maar liever niet, dan krijg je dat gedoe met shampoo. Dat stinkt pas. Naar pleeverfrisser.

Eerst wilde ik nog wel een hond zijn, leek mij leuk. Dan droomde ik over Afrika, dat land waar mijn voorouders vandaan komen. Uitgestrekte, wilde natuur. Zand, modder, stinkende honden. Bomen waar je tegenaan kunt piesen en een tuin -nee, gek! EEN LANDGOED! – wat je onderpiest. Je territorium, jouw leven. Jouw taak als vriend voor de mens, de baas. Bewaken, beschermen. Vrijheid en toch een taak. Met grenzen, met beloning, met een slaapplek en soortgenoten. Waar je vies MOET worden. Wat moet het fijn zijn om te luisteren, om te dienen, om mensen trots te maken. Om ze te beschermen tegen alles van buitenaf. Om te slapen onder de sterrenhemel van Afrika, soortgenootjes lijf tegen lijf. Oprechte vriendschap.

Dan sprong ik op, tegen die dure spijkerbroek van één of ander merk, stapte ik met mijn poten op de Van Bommel’s, trok ik aan mijn riem en dook met mijn neus op de grond. Dan blafte ik, “kijk! Baas! Daar! Prooi, dier, ik bescherm je. Kom op!” Maar dat vonden ze maar niks. Dat is wangedrag, fout. Past niet in plaatje. Dus nou ja, toen ging ik maar praten. Piepen, zeuren, beetje blaffen. Helemaal fout. Daar hadden al die mensen die de hele dag niet thuis waren namelijk “last” van. En het was al helemaal vervelend als ik ze om iets vroeg zodra ze EINDELIJK eens thuiskwamen. Rondje voor het huis, met zo’n zakje. Vijf minuten en soms wel tien. Poepje doen, poep in zakje. Plasje tegen de boom. Afgewend gezicht. En dan gauw naar binnen. Leuk hoor. Daar zijn dan de kinderen, die hebben wel energie. Net als ik. Heel veel. En dan werd ik zo blij, blij, blij en dan liep ik ze zo omver. En moest dan -huphup- in mijn bench. Een kooi. Gevangen. Met al mijn vrolijkheid en energie en dromen van Afrika. Ik was onhandelbaar, onverdraagzaam en een stoute hond. Dus kwam er iemand die dat zou oplossen. En ja, dat heeft die persoon gedaan.

Alles wat in mij zat als hond, dromend van Afrika, van rennen, jagen, dienen en beschermen is eruit geprikt, gestolen, gesnauwd en gestraft. Ik weet niet meer hoe Afrika eruit zag in mijn dromen, ik heb ze weggestopt. Zoals het hoort. De “therapeut” drong zich in mijn zone, mijn enige, kleine, ieniemienie persoonlijke stukje droom en ruimte dat ik over had. Die droom die ik had gemaakt, binnen deze gevangenis. Mijn enige uitvlucht. Kapot getraind.

In plaats van een gelukkig en gehoorzame hond, ben ik een lamgeslagen huisdier. Het accessoire. Ik sta zo leuk in deze wijk, naast de zwarte bloempot en in de lavendel. Ik zit zo grappig in de stationwagen als we boodschappen doen bij de Albert Heijn.

Elke keer als ik die auto in moet, dan kriebelt de droom over zand, modder, prooien, dienstbaarheid. Dan rijdt die klote-auto helemaal door naar Afrika. Die plek waar ik als dier wel tot mijn recht mag komen. En de baasjes? Die droppen we in de eerste de beste Vinexwijk. Waar zij tot hun recht komen. Zonder bloempot in zwart graniet, maar met de meest afzichtelijk plastic hond uit een tuincentrum die ik maar kan vinden.

Leave a Reply