Back to Home

Floris en Kennel 12

Floris

 

Ze zit op het bankje bij mijn balie, haar handen om een doos geklemd. Haar haren voor haar ogen in een poging om haar verdriet te verbergen. “Hallo, kan ik je helpen?” groet ik haar. Ze veegt een lok uit haar gezicht en kijkt op. Zucht diep. “Ik kom Floris brengen.” Ze praat zacht, verslagen. Diep verdriet tekent haar gezicht, haar handen blijven de doos vasthouden en ik zie hoe haar vingertoppen wit worden van het drukken. 

Ik loop om de balie en ga naast haar op de bank zitten. “Geef maar, ik zal voor Floris zorgen.” Ik zie hoe ze de doos nog steviger vastpakt, en besluit het over een andere boeg te gooien. “Wat is er gebeurd?” vraag ik. 

Ilse had Floris pas een half jaar. Haar eerste pup. Voordat ze voor een pup koos had ze altijd herplaatsers uit het asiel meegenomen. Daar werkte ze vroeger; als vrijwilliger. Ze wist hoe moeilijk het voor sommige honden was om een thuis te vinden, vooral als ze een stempel “agressief” hadden, of gewoon niet zo mooi waren als de rest. Maar nu had ze al een tijdje haar eigen bedrijf, de laatste herplaatser had 2 jaar geleden het huis verlaten en het werd toch wel stil. Na een tijdje wist ze het zeker; dat hondje uit de Cesar reclame. Die was niet te groot voor haar appartement en ze kon hem overal mee naartoe nemen. Zoals de hondenclub, of een vakantie in de Ardennen. Floris dus. Ze weet nog hoe ze hem mocht ophalen bij de fokker. Nachten had ze niet geslapen, mandje gekocht, mooie riem. En een week vrij genomen zodat ze zich helemaal op zijn zindelijkheid kon richten. 

Floris en Ilse. Ze gingen naar de hondenclub, maakten andere kleine vrienden en wandelden elke ochtend een stukje over de Veluwe. Dat kende Ilse nog van de wandelingen die ze met de asielhonden maakte. Daar was het mooi. Wel altijd aan de lijn, de afgelopen jaren hadden meer ochtendwandelaars haar rondje ontdekt. Sommige honden konden gezellig spelen, maar anderen wat minder. 

Ik luister aandachtig naar haar verhaal terwijl er tranen op de doos druppen. Ik reik haar een zakdoekje aan. “Dank je wel”, mompelt ze. Dan haalt ze diep adem en gaat verder: 

Die ochtend lag er sneeuw, de bossen leken wel magisch. Floris was uitzinnig, speels. Hapte in de sneeuw en rende aan zijn lijn een stukje vooruit. Toen we een bocht omkwamen herkende ik mijn oud collega uit het asiel. Achter haar worstelde een nieuwe medewerker -of een stagiair- met een grote kruising. Alsof hij het aanvoelde schoot Floris tussen mijn benen. Op hetzelfde moment valt de vrouw -of het meisje- die met de grote kruising worstelt op de grond. Languit in de sneeuw. Ze gilde alleen nog en liet zo de hond uit haar handen schieten. Die vloog recht op Floris af, tussen mijn benen door en zette zijn tanden zonder waarschuwing in zijn buik. 

Tranen doorweken de doos op haar schoot. De zorgvuldig door een klein kind getekende hartjes beginnen te vervagen. Ze snuit haar neus. “Sorry”, zegt ze. “Sorry…” Ik leg mijn hand op de hare. 

Ze heeft nog geprobeerd de hond van Floris af te krijgen, maar terwijl Ilse zich bovenop de kruising stort, wordt ze in haar handen gebeten. Ze houdt vast. Bovennatuurlijke liefde voor Floris maakt haar oersterk. Onder haar kleurt de sneeuw rood, het gegil van de 6 maanden oude pup gaat door merg en been. De medewerker van het asiel staat erbij en kijkt erna. Het meisje dat de hond aan de lijn hield, ligt nog steeds op de grond. Die is drukker met haar knie dan met de tragedie die zich 5 meter verder afspeelt. Met al haar kracht ramt Ilse haar vuisten op de grote hond, net zolang tot hij loslaat. Ze raapt Floris uit de sneeuw en rent weg. De oud collega weet nog net de lijn van de grote hond te grijpen. 

Als ze ver genoeg van de 2 asielmedewerkers is, durft Ilse naar Floris te kijken. Zijn bloed druipt over haar handen en mouwen, op het langzaam wegstervende ritme van zijn hart, klopt het bloed uit zijn wonden. In de wirwar van bloed en ingewanden kan Ilse zijn galblaas en maag zien zitten. Ze houdt Floris stevig vast, terwijl ze weet dat het leven uit hem loopt. Letterlijk. Het enige dat ze nu nog kan doen is heel veel van hem houden. 

Ze schuift de doos met trillende handen op mijn schoot en veegt met de verfrommelde zakdoek over haar rode wangen. 

“Wat afschuwelijk………” zeg ik zacht. “Wat gebeurde daarna? Heb je iets gehoord?” 

Ze schraapt haar keel. “Het was een kruising Stafford. Ik heb zolang in het asiel en met herplaatsers gewerkt dat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen de media of een jurist in te schakelen. Wel ben ik enorm teleurgesteld in de asielmedewerkers. De hond was er al jaren, vertoonde ernstig agressief gedrag en toch kozen ze ervoor om een onervaren, 16-jarige stagiair mee te laten wandelen. Zonder breakstick en zonder muilkorf.” Ik knik. En laat het verhaal even bezinken. Hoe moedig is het om dierenliefde te verkiezen boven gerechtigheid voor de dood van jouw pup? 

Ze staat op. “Eigenlijk ben ik wel heel boos. Het enige dat het asiel heeft gedaan is de reputatie van de hond en zichzelf beschermen. De dierenartskosten zijn vergoed hoor, al waren ze niet meer nodig voor Floris. Maar mijn dierenarts heeft hem in ieder geval weer dichtgenaaid. Ik heb een bos bloemen gehad.” 

Ik sta ook op, en houd de doos met Floris stevig vast. “Wat hebben ze met de Stafford gedaan?” vraag ik. “Het enige juiste wat ze konden doen.” zegt ze. “Hij is ingeslapen, maar ik voel geen gerechtigheid. Gerechtigheid zou de garantie zijn dat iedereen zich bewust is van het dier dat hij of zij aan de lijn heeft. En maatregelen neemt.” 

We nemen de laatste wensen door en als de formaliteiten achter de rug zijn, schud ik niet haar hand, maar omhelzen we elkaar even. “Ik zie je over 5 dagen,” zeg ik. “Dan kun je zijn as ophalen.” Zonder iets te zeggen loopt ze de deur uit. Haar voetstappen sterven weg over het krakende grind. 

In het mortuarium open ik de doos. Alle overleden dieren gaan in speciale plastic bakken, die label ik en rijd ik in de koeling. Daar ligt Floris. Zijn lichaam is afschuwelijk toegetakeld. In mijn werk heb ik vreselijk mishandelde, aangereden of verwaarloosde dieren gezien. Maar de jonge pup, zijn buik alleen nog maar hechtingen aan elkaar en zijn hoofd los van zijn romp, breekt mijn hart. Ik loop naar zolder en haal een kleine fleecedeken waar ik zijn lichaam inwikkel. De roos in de doos leg ik bij hem in zijn plastic bak. Met krijt schrijf ik zijn naam op de bak. 

De koeling slaat aan als ik de zware deur open. Met lood in mijn schoenen til ik de bak op. De koeling is leeg op een grote bak na. Er staat geen naam op, wel de naam van het asiel waar de hond vandaan komt. Het is de grote kruising, het bloed van Floris zit nog om zijn bek. Op zijn flank ligt een briefje; Cesar. De naam die Lucy hem gaf. Anoniem en gestorven omdat mensen hun verantwoordelijkheid weigerden te nemen. Wat een ironie dat uitgerekend deze 2 honden nu hier het voorportaal van hun laatste rustplaats vinden. Ik schakel het licht uit en sluit de deur. 

 

 

Kennel 12 

 

Het is nog vroeg als er een Dierenambulance het terrein oprijdt. Met een gloeiende kop koffie in mijn hand loop ik naar de achterdeur en wacht af. Uit de ambulance springt de asielbeheerder, die ik ken van gezicht en naam en een jong meisje. Ze kijkt naar beneden en slentert langs de beheerder naar de deur van de ambu, stapt achterin en blijft met de deur open naast de brancard zitten. Er ligt een zware paardendeken over de brancard. Ze legt haar hand op de deken en staart voor zich uit. “Koffie?” roep ik. De beheerder knikt. “Doe maar, het was een raar begin van de dag.” 

We kijken naar de opkomende zon en zwijgen. Als de bodem van het plastic bekertje is bereikt, gooit de beheerder hem met een boog in de prullenbak die onder het afdak staat. “Lucy..” zegt hij tegen het meisje in de ambu. “Het is zover, help je mee tillen?” Ze knikt bijna onzichtbaar en samen dragen ze de brancard naar buiten. Ik zet een grote plastic bak op wielen en vraag welke naam erop mag. 

De beheerder en het meisje dat Lucy heet, werpen een blik naar elkaar en zetten de brancard weer neer in de ambu. “Doe maar kennel 12,” zegt ze. “Hij heeft zoveel namen gehad, ik weet niet eens meer of hij wel wist dat hij een naam had.” Dan slaat ze haar handen voor haar gezicht en laat zich tegen de muur zakken. De beheerder legt een hand op haar schouder. “Kind, je kon er niks aan doen! Het was een ongeluk.” 

Kennel 12 is de achterste kennel van het asiel. Uit de buurt van de andere honden, want anders blaft hij de hele dag. Of bezeert zijn bek aan de tralies waar hij op kauwt. Zijn poten -die vroeger wit zijn geweest- zijn rood en ontstoken. Zindelijk zijn heeft hij nooit geleerd, dus plast hij op zijn kleed en ligt daar de hele dag in zijn eigen urine. 

“Kennel 12, wat een naam,” dacht Lucy toen ze door de deur heenliep om bij haar speciale vriend helemaal achterin te gaan kijken. Als hij haar ziet begint hij te kwispelen. Ze kan gewoon bij hem gaan zitten, hij doet niks. Het is niet moeder’s mooiste, maar voor Lucy (die nu een half jaar stage loopt bij het asiel) de liefste hond van de wereld. Pitbull, noemen ze hem. En daarom heeft Lucy alles afgezocht op het internet om zoveel mogelijk van hem te weten te komen. Cesar Millan is fantastisch, en Pitbull en Paroles. Cesar laat zien dat elke hond -hoe beschadigt ook- uiteindelijk in een roedel kan leven en lief wordt. Lucy is dol zijn programma en kan niet wachten tot ze kan gaan trainen met Kennel 12. Ze heeft al flink bij haar ouders gezeurd en haar vader filmpjes laten zien. Ze zullen vast gek van haar worden, maar ze wil het zo graag. Kennel 12 gaat gewoon een naam krijgen, en als Lucy kan bewijzen dat hij voor iedereen een lieve hond is, dan mag hij vast bij haar thuis komen wonen. Dan noemt ze hem Cesar. Net als haar idool. 

Lucy opent de kennel en 12 komt kwispelend op haar af. “Grote jongen….lieve Grote Jongen.” Lucy steekt haar neus in zijn oren en snuift zijn hondengeur op. Ze aait zijn verwaarloosde vacht en kijkt naar de helende wonden. Alles gaat goed, nog even en hij is weer de mooie hond die hij was. 

Ik kijk naar het meisje. Een puber nog maar. Met de beste bedoelingen en nu ligt haar hart in scherven. Bruut wakker geschud door de échte wereld. En die bestaat niet uit alleen loslopende honden geleid door een man met flitsende tanden en een vriendelijke Mexicaanse tongval. In de échte wereld leven slechte mensen met slechte bedoelingen. En daar worden honden als Kennel 12 de dupe van. 

Die ochtend was het prachtig weer. Sneeuw. En het was vroeg. In de bossen zou Kennel 12 een lekker stukje kunnen lopen. De sneeuw snuffelen. Lucy vroeg zich af of hij ooit sneeuw had gezien. Ze dacht van niet. Kennel 12 heette hiervoor Diesel en daarvoor Bull en daarvoor Dozer en daarvoor weet eigenlijk niemand wat er met hem is gebeurd in zijn korte leven. Hij is pas 3 jaar -denkt de dierenarts- en zijn lichaam is net zo oud en versleten als het lichaam van een 14-jarige hond. Er ontbreken tanden, zijn heupen zijn kapot en zijn vacht is zo ernstig verwaarloosd dat er plekken over zijn hele lichaam zijn ontstaan. Op zijn poten zijn sporen van touw gevonden. Waarschijnlijk heeft iemand hem goed vastgeknoopt. Lucy gaat in het busje van het asiel zitten, Kennel 12 springt op haar schoot en likt haar gezicht. 

De bossen strekken zich uit en de nacht wordt verdreven door de opkomende zon. Lucy en de beheerder zijn bewust vroeg op pad gegaan. Zodat er geen mensen zijn die bang worden van Kennel 12, of hun hondje aan hem laten snuffelen. Ze rekenen dan ook helemaal niet op de vrouw met het kleine witte hondje dat opeens voor hun op het pad verschijnt. Lucy houdt Kennel 12 strak aan de lijn zodat de vrouw kan passeren. De beheerder loopt een stukje vooruit en groet de vrouw met het hondje. Ze kennen elkaar. 

Opeens voelt Lucy de grond onder haar wegglijden en een pijnlijke steek schiet door haar knie. In een reflex grijpt ze naar haar been en laat Kennel 12 schieten Ze valt. En ze ziet hoe Kennel 12 op de vrouw en het hondje afschiet. Lucy hoort geschreeuw, gehuil. Ze slaat haar handen voor haar ogen en begint te gillen… 

Het meisje blijft tegen de muur zitten en ik bied de beheerder aan om samen Kennel 12 uit de ambulance te tillen. We dragen hem naar de koeling. Tussen haar vingers door zie ik haar kijken. Dan staat ze op en rent naar de brancard. Ze slaat haar armen om de in dekens gewikkelde Kennel 12 heen en begint te snikken. 

De beheerder heeft in de bossen gelijk zijn besluit genomen. Dit kan niet. Hij moet aan zijn asiel denken en aan de mensen. Hij probeert iedereen te kalmeren. De vrouw met het witte hondje is weggerend en staat met een bloedende hoop in haar armen te huilen. Hij wil naar haar toelopen, praten, troosten. Maar in zijn handen trekt Kennel 12 hard aan de riem en een stukje verderop zit Lucy in de sneeuw. Ze gilt. De vrouw met het hondje huilt. Hij besluit Kennel 12 in het busje te stoppen en rent terug naar de parkeerplaats. Als hij terugkomt is de boswachter op de commotie afgekomen. Zo goed en kwaad als het lukt probeert hij uit te leggen wat er is gebeurd. 

Voorzichtig maak ik haar vingers los van Kennel 12. Ze trilt over haar hele lichaam. “Ik zal goed voor hem zorgen, oké?” Ze kijkt mij aan. “Iedereen haat hem, maar ik weet wie hij echt was. Hij was een goede hond. Hij zou bij mij komen wonen.” Haar ogen staan vurig, haar haar is nat van de tranen. Ze balt haar vuisten. “Ik wilde voor hem knokken. Hij verdiende een naam!” 

Na het incident heeft de beheerder de dierenarts gebeld. Die kwam binnen het uur. Kennel 12 zat al die tijd in zijn kennel. De kennel met nummer 12. Op zijn deken. Hij kwispelde toen Lucy afscheid kwam nemen en hij keek haar aan toen de dierenarts de rode vloeistof in zijn aderen spoot. Zijn laatste adem was een diepe zucht. Van opluchting misschien. Eindelijk vrij. Geen wonden, geen nare herinneringen meer. Toen hij de Regenboogbrug zag, fluisterde iemand zijn naam. Hij stierf met zijn mondhoeken in een vredige krul. Lucy en de beheerder stappen in de ambulance, ik blijf achter met een zwaar hart en een bak met Kennel 12. Ik ben vergeten welke naam ik op moet schrijven. Kennel 12 is stom. Op de ene kant schrijf ik de naam van het asiel. Op een briefje schrijf ik “Cesar”. Ik leg het briefje bij Kennel 12 in de bak en sluit het deksel. Dan rijd ik de bak de koeling in.

 

Kruipt mijn manier van schrijven onder jouw huid? Koop dan het boek De Hondenvechter

€ 12,95 – Koop het boek

€ 2,00 – Koop het E-book De verhalenbundel Door pootjes gedrukt

 

Leave a Reply